Ons stadhuis was lange tijd ook het gerechtsgebouw. De stadsbestuurders, schout en schepenen, waren van àlles de baas, ook van de rechtspraak. Daar kwam pas in 1811 door koning Lodewijk Napoleon verandering in, toen bestuur en rechtspraak in ons land van elkaar werden gescheiden. De schout, die benoemd was door de landsheer, vervolgde, was dus de openbare aanklager en politiechef ineen. De zeven schepenen vormden de rechtbank. De rechtszaken waren openbaar. De vonnissen werden in het openbaar voltrokken. Als de rechtbank had gesproken, gingen de vonnisdeuren op de eerste verdieping van het stadhuis open en werd aan het volk bekend gemaakt hoe het vonnis luidde. Vaak werd de straf ook meteen uitgevoerd. Maar er moest wel altijd eerst een bekentenis zijn. Zo nodig werd die verkregen na de pijnbank. Aan de achterzijde van het stadhuis was het schavot voor de doodstraf. De laatste keer gebeurde dat in 1816. Daar was een speciale ambtenaar voor nodig, de beul. Er was er een beschikbaar voor de hele provincie, die de steden afreisde. Hij betrok dan voor een paar dagen een kamer in een plaatselijk hotel. Bij ons in het Wapen van Munster, dicht bij Platte Stenen Brug. In afwachting van de voltrekking van de vonnissen behandelde hij ook zieke dieren, kon een kies trekken of een gezwel verwijderen. Het volk zag hem als een handelsman in leven en dood. De rechtbank kreeg in 1892  een eigen zetel in een prachtig neogotisch gebouw aan de Geestersingel. Toen dat te klein werd, bouwde de Alkmaarse architect Tauber in 1967 er een nieuwbouwdeel bij, maar brak ook noodzakelijkerwijs een groot deel van het oorspronkelijke gebouw af. Uiteindelijk kwam er een compleet nieuw gebouw aan de Kruseman van Eltenweg in 1996. Sinds 2013 is de Alkmaarse rechtbank een zelfstandig onderdeel van de Rechtbank Noord-Holland, die ontstond uit een fusie tussen de rechtbanken van Haarlem en Alkmaar.